In de komende jaren moeten er veel woningen worden bijgebouwd. Stadsuitbreidingen zijn vaak gevoelige kwesties. Enerzijds is er de behoefte aan woningbouw, anderzijds gaan er meestal weilanden voor op de schop. Dat betekend dus verlies aan open landschap met de behorende flora en fauna. Des te meer reden om nieuwbouwwijken aantrekkelijker te maken voor mens en dier. Allereerst ontstaat bij grootschalige bouwprojecten tijdelijk een aantrekkelijker pioniersbiotoop voor soorten als oeverzwaluw, kleine plevier en visdief. Belangrijker nog is om al vanaf de tekentafel-fase creatief om te gaan met alle kansen die zo’n nieuwe wijk biedt voor water, groen en vogels.

In steden is altijd volop werk in uitvoering. Vooral op industrieterreinen en nieuwbouwlocaties. Daar zie je ook dan ook flinke oppervlakten braakliggend of vers omgezet terrein. Het zijn veelal open, zanderige plekken met ruigtekruiden en her en der wat ondiepe waterplassen. Dit terreintype is bij uitstek geschikt voor zogenaamde pioniersvogels als pleviertjes, meeuwen, sterns en kneuen. Ook scholekster en kievit zijn er geregeld te vinden, evenals oeverzwaluwen. Deze laatste zien in de tijdelijke zanddepots of bergen van verzette grond een ideale nestplaats voor hun kolonie.

Deze pioniersvogels vinden we van nature op rustige strandvlaktes en drooggevallen oevers van rivieren en meren. Door de steeds grotere druk op de bestaande ruimte zijn deze biotopen in ons land zeldzaam geworden. En waar ze nog zijn, moeten de vogels die ruimte in het voor hen zo belangrijke broedseizoen ook nog delen met de recreërende mens. Dat gaat vaak niet samen.

Des te meer reden om de tijdelijke pioniersbiotopen rond de steden te koesteren of zelfs te creeeren. Ze vormen namelijk een belangrijk, zij het vaak tijdelijk, alternatief voor soorten die van hun oorspronkelijke broedhabitat zijn verdreven. Vooral in het westen van ons land en in de nabijheid van de kust of van grotere wateren hebben ontwikkelingsgebieden een grote aantrekkingskracht op pioniersvogels. Niet in de laatst plaats door de betrekkelijke rust. En aangezien er steeds weer nieuwe projecten in ontwikkeling worden genomen, ontstaat een min of meer permanent aanbod van dergelijke broedplaatsen voor pionierssoorten.

Ook in de wintermaanden zijn dit soort gebieden in trek. De kruidachtige vegetaties leveren zaad-etende vogels een aanzienlijke voorraad voedsel voor de herfst en winter. In het binnenland zien we er vaak leeuweriken , vinken, kneuen, groenlingen en geelgorzen, soms ook grauwe gorzen of Europese kanaries. Dichter bij de kust maken ook groepen strandleeuweriken , ijsgorzen, sneeuwgorzen en fraters in de winter gebruik van dit soort gebiedjes. De eventuele plassen in zo’n ontwikkelingsgebied trekken vaak flinke aantallen eenden, terwijl er in de trektijd soms ook andere watervogels als snippen en diverse steltlopers verblijven.

De meeste pioniersvogels doen het niet erg goed in Nederland. Soorten als kneu en diverse soorten sterns en plevieren staan op de rode lijst. Daarom ook zijn al die tijdelijke pioniersbiotopen van de stad van enorm belang en verdienen waar mogelijk extra aandacht. Bijvoorbeeld door te kijken naar een voor vogels geschikte inrichting . Met vlakke waterpartijen en kruidenvegetaties. Maar ook door in het broedseizoen eventuele nesten te ontzien. Helemaal waardevol is het wanneer wat oppervlakte van deze pioniersbiotoop in de verdere ontwikkeling van het terrein kan worden ingepast en daardoor gehandhaafd. Daarnaast zijn er ook zinvolle maatregelen te treffen als de aanleg van een oeverzwaluwwand en speciale voorzieningen op daken waar pionierssoorten baat bij hebben. Juist op bedrijventerreinen ligt hier nog een wereld open.

tips voor een vogelvriendelijke nieuwbouw
- Bouw met het oog op de ontwikkeling van een volwaardige biotoop
- leg dit vast in het bestemmingsplan
voor aanvang van de bouw - houd bij het ontwerp rekening met vogels
- integreer nestgelegenheid, groene daken en dergelijke in het ontwerp.
- Plan de ruimte zo dat natuurontwikkeling kan plaatsvinden
Tijdens de bouw - Geef de spontane ontwikkeling van natuur een kans op plaatsen waar niet direct gebouwd gaat worden
- Houd bij voorbaat rekening met de vestiging van pioniersoorten
- Realiseer bijvoorbeeld een broedeiland voor visdiefjes of een oeverzwaluwwand op een plaats waar tijdens het broedseizoen geen bouwactiviteiten zijn. Zo voorkomt men dat deze soorten op plaatsen gaan broeden waar ze bouwactiviteiten in de weg staan.
Na de bouw - Maak een goed beheersplan. Leg dit vast

Eilanden
Eilanden, klein en groot, bieden vogels een rustige en veilige broedplaats. Met name vogels die op de grond broeden, zijn in het stedelijk gebied erg kwetsbaar voor verstoring. In onze veelal waterrijke steden zijn er allerlei eilandsituaties voor vogels te creëren.
Sommige vogelsoorten prefereren begroeide eilanden, andere geven juist de voorkeur aan kale eilanden. Voor vogels in de stedelijke omgeving is een begroeid eiland in wezen een stukje stadspark, omgeven door water. Het biedt een rustige nestplaats aan watervogels die op de oever broeden, zoals eenden, en andere grondbroeders als tjiftjaf en roodborst. Een onbegroeid eiland is interessant voor pionierssoorten als kleine plevier en visdief. Deze vogels geven de voorkeur aan een meer openheid en we kunnen ze onder gunstige omstandigheden aan de rand van de bebouwde kom aantreffen. Van invloed op de aanlegkosten is ook de keuze voor het type oever; strak, beschoeid of natuurlijk. de oeverbegroeiing kan periodiek vanaf het water worden bijgehouden. Een onbegroeid eiland blijft eenvoudig kaal bij een natuurlijk fluctuerend waterpeil. In de winter staat het eiland dan onder water en sterft de eenjarige vegetatie af. Als met het voorjaar het waterpeil daalt, verschijnt het eiland weer onbegroeid boven de waterspiegel.

Bij een begroeid eiland kan gekozen worden voor aanplant of spontane begroeiing. Bij dit laatste groeien eerst ruigtekruiden. Al snel daarna komen bomen en struiken op als wilg of els. Weer later volgen grotere langlevende soorten als eik. Wanneer ‘jonge’ eilanden inklinken kan de vegetatie op den duur onder water verdwijnen. Bij kale eilanden kan vanaf de aanleg de begroeiing worden tegengegaan door de bovenlaag te voorzien van grind en schelpen op worteldoek. Enige vorm van pioniersbegroeiing is niet storend. Het biedt voor de jonge vogels juist een goede bescherming tegen regen en felle zon en een schuilplaats voor roofvogels.

Oevers bepalen in belangrijke mate de duurzaamheid van een eiland. Bij de aanleg kan een eiland rondom, op de waterlijn, worden voorzien van kokosmatten. De ecologische waarde van een eiland wordt sterk verhoogd met de aanleg van een ‘voordijk‘. Zo’n dijk voorkomt onder meer een sterke golfslag op de oevers van het eiland. De ruimte tussen de dijken het eiland biedt een luwe, laguneachtige situatie waarmee extra leefgebied wordt gecreëerd. Het meest geschikte materiaal voor een voordijk is losse breuksteen. In de regel is de biomassa op een harde ondergrond groter dan een zandige bodem. Hard substraat kent ook een grotere soortenrijkdom aan ongewervelde dieren, en is daarom als voedselgebied voor vogels aantrekkelijker. Kies de locatie van een eiland met zorg. Broedende vogels zijn gevoelig voor verstoring. Bootjes en zwemmers mogen in deze periode niet te dicht bij het broedeiland komen.

drijvende eilanden
Een drijvend eiland biedt waardevolle broedgelegenheid aan watervogels, in het bijzonder de visdief. Het is een slimme, flexibele oplossing voor locaties met sterk wisselende waterstanden. Een vast eiland zou daar immers snel overstroomd raken. Een drijvend eiland biedt watervogels (kunstmatige) nestgelegenheid op plaatsen waar een vast eiland niet mogelijk of niet wenselijk is. Zo’n eiland is weliswaar geen duurzame natuurontwikkeling, maar kan wel van groot belang zijn voor een lokale populatie visdiefen. Omdat natuurlijke begroeiing ontbreekt, bieden gresbuizen op het eiland de jonge vogels bescherming tegen felle zon, regen of roofvogels.

nestvlotten
Zoals er voor mezen en andere holenbroeders nestkasten zijn, zo bestaan er nestvlotjes voor watervogels, vooral soorten die hun nest op het water of vlak langs de oever bouwen, maken er gebruik van. In de stad maken vooral fuut en meerkoet gebruik van een nestvlotje. Deze soorten zijn niet zo kieskeurig en nemen met minder dekking genoegen dan bijvoorbeeld waterhoen of wilde eend. Aan de rand van de bebouwde kom maken ook visdiefjes wel gebruik van nestvlotjes. Hoewel de visdief soms tot in het hart van grote steden voedsel zoekt, is het in de bebouwde kom te onrustig en te veel besloten om er ook te broeden. Een groot vlot voor visdiefjes heeft een kleine rand. Op het vlot zelf komt een laag van fijn, rond grind of schelpen. De vlotten worden verankerd aan de bodem met een niet te strak gespannen lijn. Zo beweegt het vlot mee met de waterstand, bijvoorbeeld na overvloedige regen of bij spuien.

Daken met grind
Grind is een veelgebruikte dakbedekking. Voor kustvogels lijkt zo’n grindvlakte op een kiezelstrand. Geen wonder dat sommige van die vogels in zo’n dak een aantrekkelijke broedplaats zien. Het werkelijke aantal vogels dat in Nederland op grinddaken broedt laat zich moeilijk schatten. Toch weten we dat er verspreid over heel Nederland op dergelijke daken scholeksters broeden, vooral waar gebouwen grenzen aan groenstroken, sportvelden of ander grasland. Op een paar plaatsen in Nederland is zelfs een kleine kolonie visdiefjes op grinddaken gevestigd. Deze daken bieden de vogels alleen een nestplaats. En een uiterst veilige, omdat roofdieren als katten of vossen er niet komen. Het voedsel voor de jongen halen ze uit de omgeving. Scholeksters vinden het vlakbij, visdiefjes vliegen soms tot enkele kilometers van de nestplaats voor deze soorten.
- de aanleg van een grinddak voor de scholekster of visdief is aan te bevelen bij gebouwen met een plat dak grenzend aan open, waterrijke groengebieden.
- Door hier nestgelegenheid aan te bieden voorkomt men mogelijke overlast elders op het bedrijventerrein of in de woonwijk.
Wadi
Wadi is Arabisch voor ‘dal’, meer in het bijzonder een droge rivierbedding in een woestijn. In steden raakt wadi ingeburgerd als term voor een laagte die regenwater opvangt, waarna het langzaam in de bodem infiltreert. Meestal is een wadi droog, alleen na hevige regenbuien staat er water in. Een wadi is een buffer bij overvloedige regen en helpt verdroging van de bodem tegen te gaan. Bij een moderne wadi worden in het stedelijk gebied straten en daken van huizen afgekoppeld van de riolering. Het regenwater dat op de verharde oppervlakken valt, wordt via een speciale regenwaterriolering over het maaiveld afgevoerd naar een wadi. Hier kan het langzaam in de bodem infiltreren of vertraagd worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor de waterhuishouding heeft een wadi twee grote voordelen. Het voorkomt de onnodige afvoer van schoon water naar de rioolzuiveringsinstallatie en het vult het grondwater aan. Voor vogels is een wadi aantrekkelijk als extensief gebruikte groenstrook in stedelijk gebied, waar langer dan op andere plaatsen water is te vinden. Het is een interessant voedselgebied voor bodemfourageerders als merel, zanglijster en – in wat opener gebied- scholekster, kleine bomen rond een wadi zijn aantrekkelijk als nestplaats voor putters, die in de ruigtekruiden van de wadi hun voedsel vinden.

oeverzwaluwwand
Oeverzwaluwen broeden van nature in steile, zandige oevers langs beken en rivieren. Deze wanden ontstaan door eroderende werking van het stromende water. Door de aanleg van speciale oeverzwaluwwanden aan of nabij het water helpen deze soort aan nestgelegenheid. Een oeverzwaluwwand biedt nestgelegenheid aan een kolonie oeverzwaluwen. En dat is bijzonder welkom, want veel natuurlijke nestgelegenheid is in ons land verdwenen. In de zandige oever graven de vogels zelf hun nestgang. Sommige wanden zijn voorzien van pijpen, die jaarlijks voor aanvang van het seizoen met zand worden gevuld. Oeverzwaluwen zijn behalve nuttig (insecteneters) ook ontzettend aardig en interessant om te observeren. Een oeverzwaluwwand biedt dan ook een grote attractie in natuur- en recreatiegebieden aan de rand van de bebouwde kom.

wanneer
- Met de aanleg van een oeverzwaluwwand kan worden voorkomen dat oeverzwaluwen op ongewenste plekken, bijvoorbeeld bouwplaatsen, een kolonie vestigen. Bovendien blijft een locatie geschikt voor oeverzwaluwen nadat de bouwwerkzaamheden zijn afgestemd
- Kies de beste standplaats door rekening te houden met : water, verkeer, recreatie, en het voorkomen van oeverzwaluwen
- Het kan raadzaam zijn om boven op de wand een hekje of doornstruiken te plaatsen, zodat mensen en vee niet in de verleiding komen boven op de wand te lopen met het gevaar dat de nestgangen worden ingedrukt
- Bij de oeverzwaluwwand kan een informatiebord worden geplaatst t.b.v. bewustwording
