Met stedelijk groen houden we een stad leefbaar voor mensen. het groen is ook belangrijk als leefgebied van een gevarieerde groep vogels. De wijze waarop we het landschap, in dit geval de stedelijke omgeving, vormgeven beïnvloed ook het voorkomen van planten en dieren, waaronder vogels.
Steden worden steeds compacter. Een belangrijk deel van het stedelijk groen bestaat uit particuliere tuinen. Alle tuinen van een wijk vormen tezamen een gevarieerd mozaïek dat voor veel verschillende soorten vogels een leefgebied vormt. Of een straat of buurt een gevarieerd groen karakter heeft en daarmee aantrekkelijk is voor vogels wordt dus bepaald door de ‘optelsom’ van al die individuele tuinen. Individuele bewoners spelen dus een heel belangrijke rol in de leefbaarheid van woonwijken voor vogels en mensen. Steeds meer stadse tuinen worden bestraat en omringd met hardhouten schutting. deze trend zorgt voor een grote verarming van de stad als leefgebied voor vogels. Bestrate tuinen zijn bovendien heel onpraktisch voor de bewoners. Het regenwater zakt niet makkelijk in de bodem weg. Dit leidt tot wateroverlast en draagt bij aan het stedelijk hitte eiland. Daarnaast kunnen gemeenten ook zorg dragen voor meer en gevarieerder openbaar groen, dat aantrekkelijk is voor een grote diversiteit van vogelsoorten.

hoe creer je een vogelvriendelijke stad?
- zorg voor voldoende variatie; variatie is soorten, variatie in leeftijd en variatie in hoogte
- bomen en struiken met doornige takken en een dichte takkenstructuur bieden veiligheid en nestgelegenheid
- bes-dragende soorten bieden voedsel in het najaar; variatie in soorten kan de periode van voedsel verlengen
- bloeiende soorten trekken in het voorjaar insecten, die voor vogels als voedsel dienen.
- Gebruik inheemse soorten
- ga uit van het eigen flora district
- realiseer waar mogelijk een complete -zoomvegetatie
- Zo’n vegetatie bestaat uit bomen met een mantel van struiken en een zoom van inheemse planten
- zorg voor voldoende schaalgrootte
- Grote, aaneengesloten groengebieden huisvesten meer verschillende soorten dan kleinen, geïsoleerde gebieden. Aansluiting op bestaande groenstructuur is voor vogels zelf niet essentieel maar wel voor andere leefvormen die aan de basis staan van de voedselketen.
- Maak een goed beheersplan voor het groen en leg dit vast

geveltuin
Geveltuinen kunnen zelfs in de meest verstedelijkte stadswijken veel extra ’s bieden voor vogels. Met geschikte beplanting vinden vogels er alles wat ze nodig hebben; nestgelegenheid, voedsel en dekking. De aanleg van geveltuinen is relatief simpel en kan het verschil maken tussen wel of geen vogels. Met name ‘veelzijdige soorten; als merel en pimpelmees zijn al snel te verleiden. Zowel het groen van geveltuinen als de vogels geven de straat een vriendelijk karakter. Voor bewoners hebben geveltuinen in de eerste plaats een belangrijke decoratieve waarde. De waarde van een geveltuin voor voor vogels wordt een belangrijk deel bepaald door de plantenkeuze. Tussen een vogelvriendelijke en groenblijvende klimop kan bijvoorbeeld een kleurige , maar bladverliezende passiebloem of blauwe regen worden geplant.

boomtuin
Een boomspiegel, het onverharde oppervlak rondom de stam van een straatboom, wordt vaak gebruikt als honden-uitlaatplek of afvaldump. Deze ruimte kan ook benut worden om extra groen aan te leggen, bijvoorbeeld bloeiende planten. Boomspiegels zijn eenvoudig te onderhouden en kunnen net als geveltuinen vallen onder zelfbeheer.

groene gevel
‘Verticaal groen‘ wordt in Nederland nog weinig toegepast. Dat is jammer, want groene gevels leggen nauwelijks beslag op het grondgebruik, maar brengen wel heel veel groene ruimte in stedelijk gebied. de voordelen van vogels zijn groot.
Het nut voor vogels hangt af de soort muurbegroeiing. In het algemeen zijn groene gevels het meest interessant voor vogels als de begroeiing;
- voldoende stevig is om een nest te dragen
- voldoende dekking biedt door het blad of takken.
- voor voedsel zorgt in de vorm bessen in het najaar en bloemen en insecten aantrekken in het voorjaar.
Een groene muur kan dienen als slaapplaats voor bijvoorbeeld een groep huismussen en spreeuwen. Soorten als merel en Turkse tortel vinden er nestgelegenheid en groene gevels bieden voedsel aan bijna alle soorten stadsvogels. De grootste winst wordt behaald door voldoende variatie aan plantensoorten. Groene gevels geven de stad een zachtere aanblik en dempen geluid. de groenblijvende klimplanten werken sterk isolerend. Tussen de muur en het blad bevindt zich een dun laagje ‘stilstaande’, isolerende lucht. Ook reduceren groene muren in belangrijke mate de afkoeling door de wind.
Hoeveel baat sommige vogels ook hebben bij groene gevels, voor andere vogelsoorten zijn ze juist nadelig. Dat geldt vooral voor soorten die nestelen in holtes of nissen zoals gierzwaluw en zwarte roodstaart. Overweeg daarom vooraf goed waarvoor je kiest en betrek daarbij ook de bestaande situatie. Een muur bijvoorbeeld die al jarenlang bezet wordt door een kolonie gierzwaluwen verliest door begroeiing zijn waarde voor deze vogels.

groene afscheidingen
Een van de grote verliesposten voor stedelijk groen is de grootschalige toepassing van schuttingen in plaats van hagen als erfscheiding in woonwijken. Er is heel veel winst te behalen door bewoners te stimuleren deze schuttingen te laten begroeien. Ook gemeenten en bedrijven kunnen hieraan bijdragen door aanplant van klimplanten langs harde constructies als scheidingsmuren en geluidsschermen.
Schuttingen hebben voor vogels geen functie. Maar dat verandert met begroeiing. Dan kan een schutting een belangrijke plek worden in het territorium. Het nut van vogels hangt af van gekozen plantensoorten. Een begroeide schutting biedt voedsel aan bijna alle stadsvogels, terwijl tuinvogels als merels en heggemus erin kunnen nestelen. De begroeiing dient ook als schuilplaats voor bijvoorbeeld een groep huismussen. In het algemeen zijn schuttingen interessant voor vogels als de begroeiing:
- voldoende stevig is om een nest te maken
- voldende dekking biedt door het blad of door een wirwar van takken
- voor voedsel zorgt in de vorm van bessen in het najaar en bloemn die in het voorjaar insecten aantrekken.
Hoe groter de variatie aan plantensoorten, hoe groter de winst voor vogels. dergelijke variatie ontstaat vanzelf als in een wijk individuele tuineigenaren verschillende typen begroeiing kiezen. Een groot bijkomend voordeel van begroeide schuttingen voor de mens is het geluiddempende effect. Door de begroeiing weerkaatst het geluid niet, waardoor de harde stadsgeluiden worden gedempt.

bloemrijke bermen
Een bloemrijke berm is een lust voor het oog van mensen en vogels. Zo kun je een intensief beheerde, maar weinig gebruikte openbare ruimte veranderen in een aantrekkelijk onderhoudsarm en vogelvriendelijk gebied. Wegbermen en rotondes zijn daar ook voor geschikt, maar ook bijvoorbeeld overhoekjes en verwaarloosde terreintjes. Bijkomend voordeel is dat bloemrijke bermen minder snel oneigenlijk worden gebruikt. Bijvoorbeeld als vuilnisstort of voor illegaal parkeren.
Bloem- en kruidrijke bermen kunnen voorzien in voedsel voor allerlei zaad- en insectenetende zangvogels. Denk aan huismus, putter, kneu, heggenmus en winterkoning. Hoe groter de variatie aan inheemse soorten planten en bloemen, hoe aantrekkelijker voor insecten, andere dieren en vogels.

hagen
Hagen waren vroeger algemeen als erfscheiding. De rijen aaneengesloten struiken omzoomden agrarische percelen en hielden het vee op het eigen land. In dorpen en steden bepaalden hagen de grenzen van de tuin. Hagen verdwijnen in rap tempo uit het Nederlandse landschap. En dat is erg jammer. Tijd dus voor een flinke opwaardering van deze voor vogels en mensen zo aantrekkelijke begroeiing. Gelukkig kent het stedelijk gebied vele toepassingsmogelijkheden. Niet alleen voor het scheiden van erven en tuinen, maar ook langs infrastructuur zoals spoordijken, wegtaluds en in bermen. Ook parken en plantsoenen lenen zich uitstekend voor hagen.
Hagen bieden veel vogelsoorten alles wat ze nodig hebben; nestgelegenheid, voedsel en veiligheid. Dergelijke begroeiing draagt dan ook sterk bij aan de stedelijke vogelrijkdom. Typische stadsvogels die we kunnen ‘behagen’ zijn winterkoning en heggenmus; in de winter zoekt ook de groenling de hagen op, vooral rozenbottels. Via hagen langs wegen en spoordijken komen zelfs de wat zeldzamere soorten als braamsluiper en grasmus voor tot binnen de bebouwde kom.
Hagen zijn met verschillende struiksoorten aan te leggen Denk ook aan een afwisseling van groenblijvende en bladverliezende struiken. De bloemen van bloeiende struiken trekken in het voorjaar insecten aan, en dat weten de meeste vogelsoorten te waarderen. Ook bedragende struiken zijn voor veel vogels interessant en vormen in de herfst en winter een voorname, vitaminerijke voedselbron. Hagen zijn ook van belang als nest- en schuilplaats. Als onder de struiken niet gewied en gemaaid wordt, profiteren ook grond broedende – en foeragerende soorten als roodborst ervan.

bomen
Voor veel vogels zijn bomen onmisbare elementen in hun leefgebied. Ze vinden er nestgelegenheid, voedsel en veiligheid. Afhankelijk van de soort boom en de ouderdom worden bepaalde soorten aangetrokken. Zo zijn zeer jonge straatbomen in trek bij putters, terwijl de groenling juist wat oudere bomen prefereert. En jonge parkbomen zijn weer aantrekkelijk voor tuinfluiter en spotvogel. Dankzij bomen hebben zich ook veel bosvogels in steden kunnen vestigen. Merel, koolmees en pimpelmees zijn de bekendste vertegenwoordigers. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld houtduif en grote bonte specht wordt in hoge mate bepaald door de aanwezigheid van voldoende uitgegroeide bomen. In grote steden waar oude bomen het straatbeeld bepalen, zien we bosvogels als boomkruipers, tjiftjaf en zwartkop tot in het hart van de stad. Niet alle bomen zijn even interessant voor vogels. De veel geplante plataan bijvoorbeeld herbergt slechts 3 verschillende soorten insecten, terwijl een eik wel 700 verschillende soorten onderdak biedt.

Bomen bieden de mens een groot aantal voordelen. Een daarvan is de koelende werking in de zomer op het stedelijk hitte-eiland. Bomen geven immers schaduw en hebben een groter watercirculatie. Een gemiddelde boom gebruikt al snel 100 liter water per dag. Door de aanwezigheid van uitgegroeide, volwassen bomen kan de temperatuur op de heetste zomerdagen in steden lokaal 5 graden lager zijn. Daarnaast zuiveren bomen de lucht en zetten stikstof om in zuurstof. Boomsoorten waarvan het bladoppervlak harig of enigszins kleverig is, kunnen een belangrijke rol spelen in het afvangen van fijnstof. Tot slot hebben bomen een dempende werking op stadsgeluid.
Takkenril
Een takkenril is een wal van opgestapelde takken, meestal bij elkaar gehouden door palen. Een goed aangelegde ril is op zichzelf een compleet ecosysteem en mede daarom van harte aan te bevelen. Het is bovendien eenvoudig te realiseren en goedkoop in aanleg en onderhoud.
Een takkenril biedt alles wat vooral kleinere vogels zich kunnen wensen; voedsel, schuil- en nestgelegenheid. Voor heggemus, roodborst en winterkoning is het een compleet domicilie, mezen gebruiken de takkenril voor dekking en voedsel. Behalve voor vogels is een takkenril ook voor andere dieren een welkom leefgebied. Denk aan amfibieen en reptielen als watersalamander en ringslang, kleine zoogdieren als egel en muizen en vele soorten insecten waaronder vlinders. Een takkenril laat zich goed en flexibel in het landschap inpassen en kan ook dienen als afscheiding tussen erven of terreinen met een verschillende gebruiksruimte.

vogels van de groene stad
Een stedelijke omgeving met gevarieerd groen is rijk aan vogels. In het broedseizoen zijn sommige soorten er zelfs talrijker dan buiten de stad. dat geldt bijvoorbeeld voor Turkse tortel, braamsluiper, spreeuw, kauw, groenling en putter. Europese kanarie en halsbandparkiet zijn buiten steden zelfs nauwelijks te vinden. Ook na het broedseizoen heeft de stad veel vogels iets te bieden. Zo trekken vanaf de nazomer onder andere meeuwen, lijsters en roodborsten naar het stedelijke gebied. Kramsvogels bijvoorbeeld komen bij sneeuwval massaal op de bedragende bomen en heesters af. Datzelfde geldt voor pestvogels, broedvogels van Scandinavië tot Oost Siberië. In sommige winters komen ze als ‘ínvasiegasten’ tot in de bosrijke stadstuinen. Een soort die normaal gesproken in zuidelijke streken overwinteren, vinden in stedelijk gebied voldoende beschutting en voedsel om te blijven. Zo treffen we in de winterse stad her en der soorten aan als zanglijster, zwartkop en tjiftjaf. Van weer andere soorten, zoals kauw en spreeuw, verlaat juist een deel de stad na afloop van het broedseizoen. Ze zoeken dan de voedselrijke graslanden in het buitengebied op.
De broedvogelbevolking van het stedelijk groen is volop in ontwikkeling. Sommige soorten lijken hun natuurlijk schuwheid af te leggen en wagen de sprong naar stedelijk gebied. Zoals de merel die ooit te boek stond als een schuwe bosvogel, maar zich als stedeling al ruim een eeuw prima manifesteert. Meer recent trekken zelfs soorten als sperwer en grote bonte specht de stad binnen. Als er maar voldoende geschikte biotoop voorhanden is, biedt de stad dus domicilie aan een grote verscheidenheid soorten. De wensen voor stadsgroen zijn niet bij alle soorten gelijk. Vogels als merel, koolmees, pimpelmees, heggenmus en houtduif hebben al genoeg aan wat groene tuintjes, wat struiken en een enkele boom en wat open scharrelgroen. Andere soorten hebben beslist een wat ‘grotere’ en meer parkachtige biotoop nodig zoals grote bonte specht, boomklever, roodborst en appelvink. Deze vogels komen voor in groen van enig omvang en variatie, vaak met een aantal oude bomen. Aaneengesloten groenstroken en singels zijn weer geschikt voor braamsluiper, groenling en putter. Over het algemeen geldt :hoe meer groen in omvang en variatie, hoe meer vogels en vogelsoorten. Vooral een afwisseling van grasland, struik- en bosvegetatie levert de grote vogelrijkdom op die we van lommerrijke dorpen en stadsparken kennen. Met zo’n gevarieerd aanbod zijn er ook kansen voor roofvogels.
Een verdere verdichting van de steden en afbraak van groenvoorzieningen zijn voor vogels niet gunstig. Er is dus alle reden om de bewoners en beheerders van de stad bewust te maken van de bijdragen die zij kunnen leveren aan een prettig stedelijk klimaat voor mensen en vogels. Met groenvoorzieningen op wat grotere schaal, waarbij de stedelijke diensten een belangrijke rol spelen.
