Werken met stinzenplanten is ‘slow-gardening‘. Je laat je leiden door het ritme van de seizoenen en je voldoening putten uit de langzame ontwikkeling van zaailing tot bloeibare plant.
Wiert Nieman, Oud Hortulanus Botonische Tunen Utrecht
Koop geen 10 sneeuwklokjes, geen honderd, maar duizend
Als je het sneeuwklokjesbos in Duitsland en de boshyacinten in Belgie en Engeland hebt gezien denk je niet meer in 1 of tientallen. Maar ook in Nederland hebben we fantastische plekken waar jij je hart kunt ophalen in de stillen schoolheid van de lentebodes verscholen onder het kale bladerdak van de stinzes in Groningen en Friesland. Hier zie je ook dat deze bollenpracht zonder bestrijdingsmiddelen zich op een natuurlijke wijze vermeerderen en jaarlijks de lente aankondigen. Dat is dus een heel ander verhaal, dan de bloembollenvelden waar regulier gebruik wordt gemaakt van bestrijdingsmiddelen.
krenterig
Eingelijk zijn we allemaal te krenterig als we ecologische bollen kopen. Laat je inspireren door de Friese Stinzeplanten dit voorjaar en zie de rijkdom van deze imponerende lentebodes. Stinzenflora is een verzamelnaam voor planten die in Nederland van oudsher voorkomen op (voormalige) stinzen en states, pastorietuinen, buitenplaatsen en dergelijke. De planten zijn in het verleden vaak uit berggebieden in Midden en Zuid-Europa geïmporteerd en zagen kans om in deze beschermde milieus te overleven en te verwilderen.
stenen huis
Het woord stinzenplant (stinsenplant) is nog niet zo oud en werd pas in 1932 voor het eerst gebruikt en komt van het Friese woord stins, dat stenen huis betekent. Er wordt een versterkt en met stenen gebouwd huis mee bedoeld. Dit waren de woningen van adellijke of aanzienlijke heren, die dikwijls landgoederen bezaten. In Friesland is het specifiek bij stinzen voorkomen van plantensoorten voor het eerst beschreven.
Stinzenplanten
Van oorsprong komen stinzenplanten van elders. Soms zijn dit andere delen van Nederland, maar vaak ligt hun oorsprong veel verder. Ze zijn door avonturiers en botanisten ontdekt en naar West-Europa gebracht. Clusius (1526 – 1609) heeft vele soorten op zijn naam staan. Maar ook in eigen tuin worden tegenwoordig stinzenplanten toegepast.
landschapsstijl
Sommige stinsenplanten, zoals het sneeuwklokje (Galanthus spec.) en het lenteklokje (Leucojum vernum L.), worden al vanaf de late middeleeuwen gekweekt. Het aanplanten van stinsenplanten kreeg aan het eind van de 18e eeuw een grote impuls door de opkomst van de Engelse tuin. Het ideaal van deze tuinarchitectuur was de natuurlijke schoonheid, die men verder wilde perfectioneren. Daarom werden er planten uitgezet ter verwildering. Deze werden vaak uit Midden- en Zuid-Europa gehaald. Om de planten te laten aanslaan voegde men veel kalkrijk puin toe, wat inderdaad gunstig is voor deze soorten.
Tuinaanleg in de landschapsstijl
Uit onvrede over de overdreven strakke aanblik die de tuinen tot dan toe boden, ontstond in de 2e helft van de 18e eeuw een nieuwe mode in de tuinkunst. Deze stroming ontwikkelde zich parallel met de nieuwe opvattingen in de filosofie en de kunsten (de Romantiek). Deze landschapsstijl ontwikkelde zich in Engeland. Bij deze aanleg streefde men naar een aanblik die natuurlijk , spontaan en tegelijkertijd pittoresk aandeed. De vorm van de vijvers, de groeperingen van de bomen , struiken en bloemen en het verloop van de paden moest zo natuurlijk mogelijk lijken. Zowel de structuur als de beplanting dienden het aangenaam verpozen en het ethische genot dat men bij het zien van fraaie uitzichten en van de bijzondere, vaak exotische planten kan beleven. De nieuwe mode vond, weliswaar met enige vertraging, ook in Nederland navolging.
niet meer beschermt
Verscheidene stinzenplanten waren in het kader van de Flora- en faunawet aangewezen als beschermde soort. Voorbeelden: daslook (Allium ursinum L.), herfsttijloos (Colchicum autumnale L.) en de beide genoemde soorten vogelmelk (Ornithogalum umbellatum en O. nutans). Dat betekent onder meer, dat in het wild voorkomende exemplaren van deze soorten niet verzameld of verhandeld mochten worden. De stinzenplanten staan helaas niet meer op de lijst van beschermde soorten van de opvolger van de Flora- en faunawet: “de Wet natuurbescherming” dus worden zij bij deze vogelvrij verklaard 🙁
voorjaarsbloeiers
Stinzenplanten zijn in de regel voorjaarsbloeiers met opvallende bloemen. Deze planten zijn lang geleden van buiten Nederland aangevoerd en aangeplant om te verwilderen en hebben weten stand te houden. Sommige soorten, zoals de vingerhelmbloem, komen van nature wel in Nederland voor. Door de aanplant buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied kunnen ze als regionale stinzenplanten beschouwd worden. Een andere categorie, de Nederlandse stinzenplanten, komt van nature niet in Nederland voor, maar het areaal ligt meestal niet ver buiten de grenzen. Voorbeelden hiervan zijn de holwortel en de winterakoniet. Deze soorten verwilderen gemakkelijk in het stinzenmilieu. De laatste categorie zijn de exotische stinzenplanten.
bollen en knollen
Het zijn vooral bol-, knol- en wortelgewassen die vanaf circa de 16e eeuw werden aangeplant op buitenplaatsen, rondom kastelen en landhuizen. Zo’n landgoed wordt in Friesland een „stins” genoemd, omdat de versterkte landhuizen waren opgetrokken van steen. Er zijn plekken waar het voormalig landhuis niet meer staat, maar waar de stinzenplanten ieder jaar nog steeds uitbundig bloeien.
Tot de groep stinzen wordt onder andere gerekend: Sneeuwklokjes, Sterhyacinten, Sneeuwroem, Winterakoniet, Krokus, Lenteklokje, Bosanemoon, Gele anemoon, Vingerhelmbloem, Holwortel, Zomerklokje, Boshyacinth, Wilde narcis, Kievitsbloem, Knikkende vogelmelk, Lelietje-der-dalen en Aronskelk.
rijke voedselbodem
De bol- en knolgewassen bloeien vooral in het vroege voorjaar, wanneer er nog geen blad aan de bomen zit. De zware Friese kleigrond, die tientallen jaren is vermengd met humus, biedt een ideale ondergrond voor de stinzenplanten, die goed gedijen op een voedselrijke, kalkrijke en vochtige bodem. Overigens ook een rijke voedselbodem voor zevenblad, fluitenkruid, brandnetels en speenkruid.
Niet elke bol is een stinzenplant
Niet elke bol is een stinzenplanten niet elke stinzeplant is een bol. Bovendien kan het ook nog per provincie verschillen. Wat in Friesland een stinzenplant is, kan ik Limburg een wilde plant zijn. Stinzenplanten vormen een bijzondere groep verwilderde cultuurplanten. Tot deze groep behoren veel bol- en knolgewassen, overblijvende kruidachtigen en enkele heestersoorten. De meeste stinzenplanten zijn bos- en bosrandplanten met een vroege bloei die in Midden-Europese loofbossen in het wild voorkomen. Ze groeien het beste op een vochthoudende en voedselrijke bodem met een goede structuur en een rijk bodemleven. De bodem is vaak kalkhoudend met een goede snelle humusafbraak.
symbiose
Ze leven daar vaak in symbiose met bodemschimmels en bacterieen en zijn voor hun verspreiding ahankelijk van insecten en mieren. Vergelijkbare optimale groeiomstandigheden vonden ze op onze buitenplaatsen waarop de oude cultuurgrond weides en parkbossen werden aangelegd. Voor een optimale ontwikkeling van stinzenbeplanting werd op de oude buitenplaatsen flink getuinierd. Blad werd geruimd en de planten werden bemest door bladaarde en stalmest onder te spitten. Ook werd er kalk gegeven in de vorm van puin of schelpen. Veel stinzenplanten zaaien zich spontaan uit door wind, water en door mieren die zaden over kleine afstanden verspreiden. Maar om fraaie massavegetaties te ontwikkelen werden stinzenplanten zoals bosanemonen en sneeuwklokjes in het voorjaar na de bloei gerooid, gescheurd en weer opnieuw uitgeplant. Veel stinzenplanten zijn nu bij wet bechermd en behoren tot ons cultureel erfgoed.
stinzenplanten buiten friesland
Na 1950 raakte de term ingeburgerd en werden stinsenplanten ook buiten Friesland gevonden, bijvoorbeeld in Groningen op borgterreinen (daar börgbloumkes genoemd), maar ook veel op de Utrechtse landgoederen langs de vecht. De term stinzenplant is toen ook buiten Friesland gebruikelijk geworden, voor het eerst in een publicatie uit 1957 van Jansen over de flora van een oude buitenplaats in Neerijnen.
zoomplanten
Stinzenbegroeiing in parkbossen komen vooral voor op lichtere plaatsen in loofbossen en lanen, langs paden en bosranden. Vroeg in het voorjaar komen de bol- en knolgewassen in bloei, de meeste nog voor het blad aan de bomen zit. De kruidachtige soorten bloeien veelal net iets later. Door de aanwezigheid van wilde zoomplanten heeft deze begroeiing in de zomer meestal een wat ruiger karakter. Het vegetatiebeeld is vrij laag in het voorjaar en laag tot vrij hoog in de zomer. Dit hangt samen met de lichthoeveelheid, vocht en voedingsgraad.
Het vroege voorjaar begint met sneeuwklokjes, Galanthus nivalis. Daarna is het de beurt aan het tere blauwlila van de sterhyacint, Skilla bifolia, gevolgd door de kleine blauwe sneeuwroem, Chiniodoxa sardensis en de geurige holwortel Corydalis cava. Het wachten op het slotakkoord wordt overbrugd door de tere blauwe bloemen van Anemone nemerosa ‘Robinsoniana’, waarna de blauwe bollenlente wordt afgesloten met de wilde hyacint, Hyaccinthoides non -scripta.
Heilien Tonckens
doel van het onderhoud:
- in stand houden van cultuurhistorisch en estetisch waardevolle stinzenbegroeiing
- in stand houden van het historische bosbeeld als geheel
- verhogen van de biodiversiteit en voedselvoorziening voor bijen en insecten waaneer er nog weinig beschikbaar is in de natuur.
Tips om een stinze te onderhouden:
- Materiaal en werkwijze
- Werk om beschadiging aan de vegetatie zo veel mogelijk te voorkomen bij voorkeur met kleinschalig materieel messenbalkmaaier, zeis, of bosmaaier.
- Werk in periodes waarin de kans op structuurbederf klein is.
- Voorkom beschadiging aan oppervlakkige wortels en stammen van bomen door niet te diep te maaien en voldoende afstand te houden van de stamvoet.
- Uitvoerende werkzaamheden
- Om stinzenplanten voldoende licht te geven en om verruiging tegen te gaan wordt daar waar nodig de vegetatie een of enkele keren per jaar gemaaid
- Maai bij een beperkte vegetatieontwikkeling 1 keer in oktober of eens per 2 jaar
- Maai bij een rijkere vegetatie 2 keer per jaar. Maai de eerste keer eind in de zomer na het afsterven van het loof en zaadzetting van de stinzenplanten. Maai de tweede keer in september of oktober.
- Maai zomerbladhoudende stinzen- en bosplanten zoals salomonszegel, maagdenpalm, lelietje der dalen en varens niet af.
- Voer overtallig maaisel af.
- Dunning boom- en heesterlaag
- Voor voldoende licht voor de stinzenbegroeiing kan het ook nodig zijn om de boom- en struiklaag periodiek te dunnen. Ook is het in sommige gevallen wenselijk om hogere bomen te verwijderen om open plekken (vensters) te creeren. Hierbij moet altijd rekening gehouden worden met het historische bosbeeld als geheel
- Dun opschot van jonge bomen selectief uit. Dun bijvoorkeur niet de lichtdoorlatende houtsoorten uit maar vooral de soorten die zwaardere schaduw geven.
- Verwijder jaarlijks in de zomer ongewenste verstoringsheesters door uittrekken, afknippen of maaien met een bosmaaier.
- Bemesten
- Afhankelijk van de bodemsamenstelling, de voedingsgraad en de soort worden stinzenplanten wel of niet bemest. Laat indien nodig een bodemanalyse uitvoeren.
- Stinzenvegetaties in parkbosranden, bermen en bosvakken worden op rijke grond meestal niet bemest.
- Op minder rijke grond is een bemesting met compost, schone gedroogde slootbagger of bladaarde, in combinatie met een lichte bodembewerking en een kalkbemesting/schelpengruis vaak wel gewenst.
- Bladafruimen
- Ruim te veel ophopend blad en ingewaaid blad in november – december op en voer het af om verruiging tegen te gaan. Afhankelijk van de bladsoort (goed of slecht verterend) en de grondsoort kan een beperkte bladlaag van 5 tot 10 cm meestal wel blijven liggen als bodemverbetering.
- Vermeerderen van stinzenplanten
- De meeste stinzenplanten kunnen na de bloei vermeerderd worden. Neem de pollen op, scheur ze en plant de vaste planten en bolgewassen weer uit. Ze kunnen relatief snel grote vlakken gevuld worden.
- Bewerk bij het inplanten de grond en geef een lichte bemesting met compost en bladaarde.
Maak een eigen stinzentuin
Tuinieren met stinzenplanten op kleine schaal is voor iedereen weggelegd. Iedere tuin heeft wel een rustige, schaduwrijke plek, waarvan je in eerste instantie denkt, dat er niets kan groeien. Maar niets is minder waar. Juist dit is de plek voor stinzenplanten. Plant verwilderingsbollen altijd op een plek waar de bodem met rust gelaten wordt en waar dus niet gespit wordt. Geschikte plekken in tuinen zijn (net als bij Stinzenplanten) onder loofbomen of bladverliezende struiken, in grasveldjes en weides, tussen vaste planten in borders, of tussen een lage bodembedekker als Lelietje der Dalen, Dovenetel, of Maagdepalm.
verwilderingsbollen
Als jij verwilderingsbollen in het gras plant let erop dat het gras pas gemaaid wordt nadat de verwilderingsbollen zich uitgezaaid hebben. Doorgaans is dit 6 weken na de bloei. Afhankelijk van de bloeitijd van de verwilderingsbol kan er dan gemaaid worden vanaf mei of juni. Het gras kan dan zowel extensief gemaaid (1x of 2x per jaar) als intensief (5x per jaar, tot wekelijks als een normaal gazon) gemaaid worden.
beplantingsplan
Het is aan te raden om verwilderingsbollen te planten met een beplantingsplan. Dit beplantingsplan hoeft heus geen botanisch hoogstandje te zijn, eigenlijk is een idee of schets al voldoende, als er maar voldoende rekening wordt gehouden met de grondsoort (klei of zand), standplaats (zon, schaduw, vochtigheid) en de bloeitijden. Bloeikleuren zijn naar eigen smaak te kiezen.
maak een eiegen Stinzentuin
Tuinieren met stinzenplanten op kleine schaal is voor iedereen weggelegd. Iedere tuin heeft wel een rustige, schaduwrijke plek, waarvan je in eerste instantie denkt, dat er niets kan groeien. Maar niets is minder waar. Juist dit is de plek voor stinzenplanten. Plant verwilderingsbollen zo vroeg mogelijk in het najaar. Plant de bollen in een verbeterde bodem en knip afstervend loof na de bloei niet af. Laat de verwilderingsbol zich uitzaaien en jij bent verzekerd van een vrolijke kleur in het voorjaar, ieder jaar opnieuw! Kijk voor een uitgebereid ecologisch sortiment op Sterke Bollen!
En nu naar buiten
Laat je inspireren door aansprekende voorbeelden om je heen en check de stinseplanten monitor of download de stinseplanten app.