Toen ik net in Limburg kwam wonen vanwege het fantastische landschap, werkte ik voor korte duur voor I.K.L.( Instand houden Landschapselementen); een natuur organisatie zonder winstoogmerk met een AMBI- status. Vanaf het begin was ik erg enthousiast over de manier van landschapszorg en participatie. IKL organiseerde o.a. snoei-& zeis cursussen, natuurwerkdagen, voedselbos cursussen en niet te vergeten vele plantdagen.

Helaas is door mismanagement IKL failliet gegaan. Dat was een grote klap voor de bewoners van Limburg, maar ook voor het landschap, want alles kwam zo’n beetje stil te liggen. Gelukkig pakt een groot deel van het Limburgs landschap deze rol nu op zich, met de vele vrijwilligers, maar ook vrijwilligers organisaties als; Plok, Meer Bomen Nu e.a. Werk in uitvoering!

landschapselementen
Maak kennis met de maatregelen die je kunt nemen om een erf geschikte te maken voor verschillende diersoorten. Welke landschaps elementen zijn er allemaal en welk beheer hoort er bij?

Knotboomsingel
Een boomsingel bestaat uit een rij inheemse bomen van meestal 1 soort. In een knotboom-singel zorgt het knotten voor dichtere kronen. Deze rotten vaak in, waardoor er extra schuilplekken ontstaan. Je legt een singel aan met een of twee rijen bomen. Gebruik hiervoor twee- of driejarige inlandse soorten. De aanplant kan het beste van september tot en met november gebeuren.

Houtwallen en struweelhaag
Houtwallen en struweel hagen zijn lijnvormig en bestaan uit meerdere rijen inheemse bomen en/of struiken. Veel dieren vinden er voedsel, beschutting en voortplantings-plekken. Zo is de kerkuil dol op de muizen die in de houtwallen leven. Beide elementen plant je van september tot en met november. Voor een houtwal maak je eerst een dijkje, waarop je de bomen plant.

Erf en veldbomen
Een erf kan ook worden verrijkt met alleenstaande erf-of veldbomen. Erfbomen leveren vaak vruchten of noten en bieden schaduw. Ze dienen ook als windbrekers. Veldbomen zijn alleenstaande inheemse loofbomen. Ze bieden een schuilplek tegen zon en regen, bijvoorbeeld voor de ringmus. De aanplant van de bomen kan het beste gebeuren van september tot en met november. Kies voor bomen met een stamomtrek van tenminste 10 tot 12 centimeter.

Hakhoutbosje
Bij het beheer van een hakhoutbosje zijn 2 zaken van belang:
- Jonge aanplant in de gaten houden. Die kan last hebben van concurrentie met grassen en kruiden.
- Afzetten eens per 15 jaar alle takken en stammen iets boven de grond afzagen. Doe dit het liefst verspreid over drie jaar en altijd buiten het broedseizoen ( 15 maart tot 15 juli)

Boomsingels
Bij ruimtegebrek kun je boomsingels terugzetten (afzagen) . Bij Elzensingels kan er af en toe een boom worden teruggezet, maar er moet tenminste een overstaander zijn. Bij knotbomen mag je uitgroei tijdens de eerste drie jaar jaarlijks terugzetten tot een knop, een uitloper aan de zijkant van het hout. Zo kan er een knot ontstaan. Daarna mag je de boom elke twee jaar knotten. Na 10 jaar mag dat eens in de 3 tot 5 jaar.

Houtwal en struweelhaag
Houtwallen worden eens in de 15 jaar afgezet. Doe dit in fasen en neem steeds een derde deel onder handen. Struweel hagen mogen eens in de 5 tot 10 jaar teruggezet worden, ook in fasen. Breed hangende takken mogen maximaal eens per 3 jaar worden teruggesnoeid. Houd ook hier rekening met het broedseizoen!

Kruidenrijke randen
Kruidenrijke randen zijn randen met kruiden en bloemen langs een boerenperceel. Ze leveren voedsel en veiligheid voor dieren die belangrijk zijn in het ecosysteem, zoals insecten, zaadeters en muizen. De randen zorgen ook dat dieren zich makkelijker kunnen verplaatsen tussen gebieden. Gebruik voor een kruidenrand alleen inheemse soorten van onbespoten zaden. Let op de grondsoort en het grondgebruik die de verschillende soorten nodig hebben.

poelen en erfwater
Poelen en erfwateren bieden voortplantingspelekken voor amfibieen, vissen, libellen en andere insecten. Weidevogels, insecten en bijvoorbeeld vleermuizen komen er voor voedsel, drinken en/of een badderplek. Zwaluwen vinden langs de natuurlijke oevers modder voor het bouwen van nesten.

poel
Poelen kunnen gunstige plekken zijn voor amfibieen als aan deze voorwaarden wordt voldaan:
- Er zijn andere landschapselementen in de buurt
- Het water ligt minstens acht uur per dag in de volle zon
- De poel valt regenmatig droog, zodat er geen vissen in voorkomen die de eieren en larven opeten.
- De poel is bij voorkeur 300 tot 750 m2 groot en een halve tot een meter diep.
Poelen hebben onderhoud nodig, anders groeien ze langszaam dicht. Ze moeten eens in de 5 of 6 jaar worden opgeschoond. Het liefst in 2 fasen, verdeeld over 2 jaar. Dat kan in september of oktober, voordat de amfibieën in de modderlaag kruipen voor hun winterslaap. de bagger uit de poel moet een week op de oever blijven liggen, zodat dieren eruit kunnen kruipen.

Erfwater
Erfwater is een kleine poel met een lage, natuurlijke oever. Een erfwater is bijvoorkeur tussen de 20 en 50 m2 groot en niet dieper dan 1 meter onder de gemiddelde grondwaterpeil. Verder zijn de voorwaarden gelijk aan die van een poel.

Onderzoek doen
Bij de aanleg en het beheer van een landschapselement is het belangrijk om regelmatig te evalueren hoe het ervoor staat met met het element. Je maakt dan een vergelijking van de oude en de nieuwe situatie. Dat doe je aan de hand van een klein onderzoek.
In de video zie je de bevindingen van een onderzoek naar een houtwal, aan de hand van deze vragen:
- Wat zijn op dit moment de functies van het landschapselement ?
- Voor welke soorten is het element aantrekkelijk?
- Welke soorten hebben extra aandacht nodig?
- Wat kun je doen om dit element ecologisch te versterken?
- Wat is de verbinding met de rest van de landschapselementen?

Monitoren
Met monitoren verzamel je verschillende meet-gegevens. Er zijn meerdere indicatoren die iets zeggen over de kwaliteit van de natuur op een bepaalde plek.
- Waar is een dier- of plantensoort gezien?
- Wat is de structuur van een gebied? Bijvoorbeeld hoge begroeiing of juist een open plek.
- Wat is de leefomgeving van een plek? Hiermee wordt bijvoorbeeld de vochtigheid, de grondsoort of de zuurgraad bedoeld. Let hierbij ook op de weersomstandigheden.

waarom moet ik dat doen?
Meten is weten! De meetgegevens die je op je erf verzamelt, helpen je bij de aanleg en het beheer van landschapselementen. Misschien mist jouw erf nog een poel of kun je een houtwal nog wat versterken. Als je de waarnemingen doorgeeft aan een databank, kunnen ze bovendien worden omgezet in statistieken. Die geven de trends in toename of afname van soorten en vegetaties weer. Met deze gegevens kan beleid beter worden afgestemd op wat de natuur nodig heeft.

gegevens verwerken
Wat kun je doen met de gegevens die je hebt verzameld? Om waarnemingen door te geven is het belangrijk om te determineren; bepalen tot welke soort iets behoort. Er zijn verschillende websites, apps en zoek-kaarten die je hierbij kunnen helpen.

